Brussel, 24 november 2023
Betreft : geestelijke gezondheidszorg en het elektronisch patiëntendossier
Geachte Heer, Mevrouw,
Om de kwaliteit en continuïteit van de zorg te waarborgen en om het delen van informatie efficiënter te maken, heeft de wetgever, in de Wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet), een wettelijke basis voorzien, via een Koninklijk Besluit, voor het verplicht bijhouden van een Elektronisch Patiëntendossier (EPD).
In de gezondheidszorg kan het gebruik van dit EPD en het faciliteren van informatie-uitwisseling, op fysiek vlak, heilzaam zijn. Het kan mensenlevens redden (1) . Daarentegen kan het gebruik van een EPD in de geestelijke gezondheidszorg nefaste gevolgen hebben en een obstakel worden voor de toegang tot de psychiatrische en psychologische zorg, een belemmering voor het daadwerkelijk verlenen van deze zorg. Gezien het recht om vergeten te worden moeilijk toepasbaar lijkt in dit project, kan het EPD een hindernis worden voor veel mensen die beroep doen op een professional voor de geestelijke gezondheidszorg. In dit opzicht is het noodzakelijk dat de behandelaar, in overleg met de patiënt en met diens toestemming, beslist om al dan niet een EPD te openen. Bovendien moet erover worden gewaakt dat, in dit geval, de gegevens die in het EPD worden ingevoerd formeel objectiveerbaar zijn.
Sommige aanbevelingen van de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) (2) , bij het wetsontwerp inzake de Kwaliteitswet, werden niet in aanmerking genomen. Brieven die werden verstuurd naar FOD Volksgezondheid, uitgaande van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO (HRZKMO), maar ook van de Psychologencommissie en van verschillende beroepsverenigingen van psychologen, lijken dode letter te zijn gebleven.
Recent kwam het advies van de Federale Raad voor de geestelijke gezondheidszorgberoepen (FRGGZB 22 dec. 20223 ) - een Raad opgericht door de Minister van Volksgezondheid zelf. De Raad concludeerde dat het noodzakelijk was om rekening te houden met de specifieke aard van een EPD voor klinisch psychologen. Met dit advies erkent de Federale Raad, meer in het algemeen, de specifieke aard van de beroepspraktijken op het gebied van de geestelijke gezondheid. Zal met dit advies rekening worden gehouden?
We hebben het hier over een politieke keuze die ongekende gevolgen zal hebben voor de Belgische volksgezondheid. Een open en publiek democratisch debat is meer dan noodzakelijk als het gaat om het registreren en delen van gegevens die heel gevoelig zijn, die verband houden met de psyche en het intieme lijden van burgers.
Een reflectie hierover binnen het Comité voor Vigilantie in de geestelijke gezondheidszorg (4) , ondersteund door juridische experts, resulteerde in de volgende aanbevelingen met als doel het respect voor de psychische intimiteit te garanderen in de context van de digitalisering, opgelegd door de Kwaliteitswet :
● Een terugkeer naar het strikt respecteren van het beroepsgeheim zoals bepaald in 458Sw (5) , en haar jurisprudentie. Deze verplichting tot respect voor het beroepsgeheim dient twee finaliteiten : niet alleen de bescherming van de privacy en de toegang tot zorg, zoals in de fysische geneeskunde, maar ook het tot stand brengen van een vertrouwensrelatie. Deze vertrouwensrelatie is een waardevolle toevoeging in de somatische zorg, maar in de psychosociale sector, die te maken heeft met het intieme leven, is het een noodzakelijke en onmisbare voorwaarde en een werkinstrument (6)
● Een terugkeer naar de Wet betreffende de rechten van de patiënt (7) (ook al moet deze worden geactualiseerd), naar de aanbevelingen van de GBA (met de verduidelijking van de GDPR) en naar de vereisten van deontologische codes zoals die van de psychologen, die duidelijk maakt dat enkel het ACTIEF delen van gegevens (waarbij steeds de instemming vereist wordt van de persoon die zorg vraagt) kan worden toegelaten.
● Een wettelijke erkenning van de specifieke aard van de gegevens die aan de beroepsbeoefenaar in de geestelijke gezondheidszorg worden toevertrouwd, in het kader van het openen van een EPD.
● Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van de vertrouwelijkheid bij minderjarigen en aan hun toestemming om intieme gegevens te delen, met name in relatie tot hun eigen ouders of wettelijke voogden.
● De mogelijkheid om naar patiënten te luisteren en tot therapeutische zorg, zonder een dossier te openen en zonder financiële gevolgen, om de toegang tot gezondheidszorg voor iedereen te behouden, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren (jongeren in moeilijkheden, vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, problemen in verband met seksualiteit, verslavingen, enz.)
Als er gesproken wordt over de specifieke aard van de geestelijke gezondheidszorg, lijkt het ons fundamenteel om rekening te houden met de volgende argumenten :
● Meer nog dan in de sector van de organische gezondheidszorg zijn het beroepsgeheim en de dubbele finaliteit ervan onmisbaar.
● De verplichting om de psychologische intimiteit te respecteren is in tegenspraak met de verplichting tot het systematisch openen van een EPD.
● Het is noodzakelijk te steunen op de definitie van de GDPR over de geïnformeerde toestemming. Deze laatste is vereist zodra gegevens worden geregistreerd en zodra informatie van een EPD wordt gedeeld. De vraag naar die toestemming moet telkens worden herhaald wanneer gegevens worden geregistreerd of gedeeld, en telkens als er een verandering van ontvanger is. Op het gebied van de geestelijke gezondheidzorg kan het principe van een “passieve” toestemming tot delen van informatie (zolang de patiënt zich daar niet tegen verzet) niet worden toegelaten.
● De GDPR spreekt zich uit over de duurtijd van de gegevensverwerking en voorziet het recht op vergeten. Dit recht op vergeten moet worden gegarandeerd in de modaliteiten van het beheer van een EPD.
Geachte heer, mevrouw, onze argumenten weerspiegelen onze bezorgdheid om de condities te behouden die noodzakelijk zijn voor het werken in de geestelijke gezondheidszorg, en om een fundamenteel recht in een democratie te verdedigen, het recht op vertrouwelijkheid inzake alles wat besproken wordt in het kader van de zorg, en dan vooral de psychologische zorg.
Het rekening houden met het specifieke karakter van de geestelijke gezondheidszorg is een maatschappelijke keuze.
Wij hopen dat u onze bekommernissen over deze thema’s deelt en dat u ze mee kan opnemen in uw parlementaire werk. Wij stellen graag een overleg voor om dit verder te bespreken. Indien gewenst kan u ons contacteren via mail – descampshilde@gmail.com.
Wij willen u alvast bedanken voor uw aandacht.
Hoogachtend,
Voor het Comité voor Vigilantie in de geestelijke gezondheidszorg,
Comité voor Vigilantie in de geestelijke gezondheidszorg
***
1 Wij verwijzen echter naar de tekst van Dr. De Toeuf, Tribune Libre Le spécialiste, nr. 185, 22 december 2021.
2 https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/advies-nr.-10... https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/nota-over-de-... https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/advies-nr.-12...
3 https://organesdeconcertation.sante.belgique.be/sites/default/files/docu... _gecorrigeerd-signe.pdf
4 Een doorgedreven reflectie, gedurende de periode 2019-2023, vanuit de samenwerking tussen de Association des Psychologues Praticiens d'orientation Psychanalytique (APPPsy), de Association pour la Recherche en Psychothérapie Psychanalytique (ARPP), de Association Professionnelle des Psychologues de la Parole et du Langage (APPELPsy-KLIPsy), de Union Professionnelle des Psychologues-Beroepsunie van Psychologen (UPPsy-BUPsy), het Centre de Formation à la Psychologie Clinique et Médicale (Psyclimède). In 2021 bundelden deze verschillende verenigingen hun krachten in het Comité voor Vigilantie in de geestelijke gezondheidszorg (CVSM-CVGGz), dat tweetalig en multidisciplinair is geworden. Twee verenigingen van kinderpsychiaters (APPFIJ en SBFPDAEA) en een federatie van psychotherapeuten (BFPT) ondersteunen dit werk en deze reflectie. De Ligue Bruxelloise pour la Santé Mentale (LBSM) verbreedde, in samenwerking met CréSAM, in 2021 en 2022, via een aantal webinars, de reflecties en discussies door beroep te doen op talrijke bijkomende sprekers met ervaring in dit domein.
5 « Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten [1 het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat]1 die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf [1 van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen] » https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&...
6 Hof van Cassatie, 16 december 1992 en in dezelfde zin 2 juni 2010. Grondwettelijk Hof, 44/219 (B.4.1), 14 maart 2019 Grondwettelijk Hof, arrest 52/2021 van 1 april 2021, B9.6
7 In het bijzonder art. 9 (het patiëntendossier en de modaliteiten tot inzage ervan) en art. 10 over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&...
Bijlage | Grootte |
---|---|
GGZ en het elektronisch patiëntendossier | 761.98 KB |
Diksmuidseweg 1488900 IeperBelgiëON 0805116430
onthaal@bfpt-fbpt.be0496 50 56 65 (voorzitter Sonja Delbeecke)
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer